Hoeveel eiwitten hebben katten nodig?
Kattenvoeding
Marilyn [Catmoneo]
Kattenvoeding
9 min

Hoeveel eiwitten hebben katten nodig?

9 min

In het wild eten katten een dieet van muizen en andere kleine zoogdieren. Deze zijn rijk aan eiwitten en vetten, en arm aan koolhydraten. Om te zorgen dat er toch voldoende glucose is voor energie (onder andere het brein heeft een voorkeur voor glucose) heeft de kat zich gespecialiseerd in gluconeogenese[1]. Hierbij worden eiwitten omgezet in glucose voor energie.

Maar eiwitten zijn niet alleen maar goed voor energie. Het zijn ook belangrijke bouwstoffen voor vele processen, waaronder het repareren van beschadigd weefsel, het maken van hormonen zodat boodschappen tussen cellen en organen kunnen worden doorgegeven, voor de aanmaak van spieren en bij het bestrijden van ziekten.[2]

In dit artikel ga ik dieper in op hoeveel eiwitten katten nodig hebben volgens verschillende inzichten.

Hoeveel eiwitten eten katten in het wild?

Dat wat katten in het wild eten, kán een voorbeeld zijn van wat ze nodig hebben. Volgens het review van Plantinga en anderen[3] bestaat het natuurlijke dieet van katten uit maar liefst 52% van de energie uit eiwitten. Daarnaast komt 46% uit vet en slechts 2% uit koolhydraten.

Dit laatste is ook niet zo gek: alleen de kleine maaginhoud van de muis of vogel zou koolhydraten bevatten, en zelfs dat eten ze niet altijd op.

Interessant genoeg bleek dat wanneer katten zelf mochten kiezen uit verschillende voedingen (brok, natvoer of een combinatie), ze ook kozen om ongeveer 52% van hun energie uit eiwitten te halen.[4][5] Dit komt neer op ongeveer 5,6 tot 6 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht.

Lees meer: Metaboliseerbare energie: De calorieën in voeding
(De energie uit voeding wordt ook wel 'metaboliseerbare energie' genoemd, met de afkorting ME.)

Hoeveel is het minimum aantal eiwitten dat katten nodig hebben?

Alhoewel katten dit in het wild eten of hier zelf voor kiezen, wil nog niet per definitie zeggen dat dit de beste keuze is voor een lang en gezond leven. “Dit is natuurlijk” is misschien een startpunt, maar niet per definitie een sluitende onderbouwing om al dan niet voor iets te kiezen.[6]

Daarom werden studies gedaan op basis van de stikstofbalans.

In 1977 deed Rogers [7] een klassiek onderzoek met 17,5% of 70% eiwit in het voer (respectievelijk 14% en 54%ME [8]), of ze moesten 5 dagen vasten. In geen van de drie situaties daalde de leveractiviteit om eiwitten af te breken, zelfs niet als ze geen eten kregen. Rogers concludeerde daarom dat katten hun gluconeogenese helemaal niet aanpasten. Deze studie wordt vaker aangehaald om te zeggen dat katten veel eiwitten nodig hebben.

Echter herhaalden Green en anderen het onderzoek met 4 diëten met 7,5%, 14,2%, 27,1% en 49,6% eiwit.[9] Zij stelden vast dat bij naarmate het eiwit hoger werd de katten wel hun metabolisme omhoog aanpasten (meer stikstof gebruikten), maar toen het 7,5% eiwit dieet werd gegeven, werd de stikstofmetabolisme niet voldoende naar beneden bijgesteld. Daardoor was er een verlies van stikstof.

Hun conclusie is dat katten wel hun metabolisme aanpassen, mits het minimum van eiwitten behaald is. Als dit minimum behaald was, zit je goed volgens Green en collega's. Op basis hiervan is het minimum energie dat uit eiwitten komt vastgesteld tussen 16 en 20%ME voor de volwassen kat (mede afhankelijk van de studie en individuele kat-factoren zoals spiermassa).

Maar de stikstofbalans is niet het hele verhaal.

Lean Body Mass

Lean Body Mass (LBM) letterlijk vertaald is ‘vetvrije massa’. Het zijn de skeletspieren, de huid en de organen. Een dier die dit verliest, verliest (zichtbaar) zijn spiermassa. Dat leidt tot verlies van kracht en een lagere metabolisme in rust.[10] Tevens kun je het zien in een slechtere vacht.

Het lijkt erop dat erop dat LBM ook een belangrijke rol speelt in het immuunsysteem en in de afweer van stressoren, zoals fysieke verwondingen, giftige stoffen en infecties. Tevens speelt de spiermassa een rol in de toevoer van eiwitten naar organen (huid, brein, hart, lever) op de momenten tussen de maaltijden.[11] Eiwitten op hun beurt ondersteunen weer de LBM, zodat er voldoende “voorraad” van eiwitten is om al deze processen te ondersteunen.

Laflamme en Hannah vergeleken de eiwitbehoefte bij de stikstofbalans versus het behoud van LBM.[12]

Op basis van de stikstofbalans kwamen ze tot de formule dat 2,1 gram per kilo lichaamsgewicht0,75 voldoende is. Dit is vergelijkbaar met veel voorgaande onderzoeken. Echter, om LBM te behouden was minimaal 7,8 gram per kilo lichaamsgewicht0,75 nodig. Hieronder zie je de grafiek hoe groot de verschillen zijn:

Eiwitten voor volwassen katten

Bij een gecastreerde kat betekent dit dat er minimaal 40%ME uit eiwitten moet komen. Omdat intacte katten meer mogen eten, kan dit percentage bij hun vanaf 30%ME liggen.

Geldt dit voor elke kat?

Deze richtlijnen zijn voor gezonde, volwassen katten.  Uiteraard kan dit enigszins variëren per individuele kat. Daarnaast zijn er een aantal condities waarbij blijkt dat meer eiwitten nodig zijn.

Senior katten

In een review van Laflamme (2004)[13] over de voeding voor oudere katten en honden legt ze uit dat zo’n 1 op de 5 katten boven de 14 jaar een verminderd vermogen hadden om eiwitten goed te verteren. Dat betekent dat het lastiger is om voldoende eiwitten (aminozuren) op te nemen in de dunne darm.

In een artikel in Feline Nutrition wordt dit verder uitgelicht. In een 1 jaar durende studie bleek dat de eiwit eisen om LBM te behouden verhoogden met de leeftijd, alhoewel niet helemaal duidelijk werd of volledig tegengaan van verlies van LBM haalbaar of nodig is.

Leeftijd
(in jaren)
810121416
Eiwitten
(gr/kg BW)*
4,175,917,659,3811,12

*gram per kilo lichaamsgewicht (Body Weight). Let op: dit is niet 1 op 1 te vergelijken met de cijfers die ik net gaf, omdat in die formule een machtsfactor in zit (7,8 x BW0,75) en in de tabel zit geen machtsfactor.

Belangrijke tip:

Helaas wordt nog steeds gedacht dat veel eiwitten leiden tot nierfalen (zie hieronder voor meer uitleg). Daarom worden senior diëten vaak met mínder eiwitten gemaakt dan adult kattenvoer. Hopelijk werd uit dit verhaal duidelijk dat dit dus niet per se de beste keuze is voor gezonde senior katten.

Wees er ook op verdacht dat 'senior' géén officiële categorie is in de richtlijnen van voeding. Er zijn dus ook geen voedingsstoffen minima voor senior katten zoals die er voor onderhoud, groei en lactatie wel zijn. Dit betekent dat de marketing min of meer vrij spel heeft het label 'senior' te gebruiken op zijn voeding.

Overgewicht en gewichtsverlies

LBM bepaalt bij mensen voor ongeveer 96% de energie gebruik. Dit betekent dus dat de huid, orgaan en de spieren het overgrote deel van de ingenomen energie verbranden. Spiermassa is daarvan de meest beïnvloedbare factor.

Bij verlies van LBM, of spiermassa, betekent dit dus dat de rustmetabolisme daalt. Bij het eten van dezelfde hoeveelheden, komt je kat logischerwijs aan.

Wanneer je kat moet afvallen is het belangrijk bestaande spiermassa zoveel mogelijk te onderhouden of te vergroten. Eiwitten kunnen daar een rol in spelen: in meerdere studies is aangetoond dat het verhogen van de eiwitten ten koste van koolhydraten een gunstig effect heeft voor het gewichtsverlies.[14]

Dit komt mogelijk door het thermische effect: er is meer energie nodig om eiwitten te verteren dan om koolhydraten te verteren. Nguyen en anderen (2000) merken op dat voeding met dezelfde hoeveelheden energie maar een verschillend eiwitgehalte tot wel 12% verschillen in hun ‘net energie’ opbrengst (oftewel: de energie die daadwerkelijk overblijft voor gebruik in het lichaam na de vertering).[15]

Lees meer: Tips voor afvallen

Andere ziekten

Hyperthyroïdie (te snel werkende schildklier) – Bij deze ziekte worden niet alleen calorieën sneller verbrand, maar ook eiwitten. In sommige gevallen zo snel, dat je kat er niet tegen kan eten. Een hoger eiwit gehalte kan spierafbraak helpen voorkomen of minimaliseren.[16]

Diabetes – Omdat bij diabetes insuline de energie niet in de cellen krijgt, wordt meer glucagon aangemaakt. Dit hormoon zorgt ervoor dat eiwitten worden afgebroken om te gebruiken als energie. Dit leidt tot een verhoogde afbraak van eiwitten en ook deze katten hebben dus méér eiwitten nodig om LBM verlies te voorkomen of minimaliseren.[17]

Maar… leiden eiwitten niet tot nierfalen?

Dit is een van de belangrijkste bezwaren voor het gebruik van een dieet met veel eiwitten. Leidt het niet tot nierfalen?

Mogelijk komt dit omdat eerder gezegd werd dat katten met nierfalen gebaat zijn bij een eiwitarm dieet. Allereerst is het belangrijk om een dieet waar een dier met ziekte X eventueel bij gebaat is niet te verwarren met de oorzaak van de ziekte of dat je hiermee de ziekte zou kunnen voorkomen.

Daarnaast is het maar de vraag of eiwitbeperking überhaupt wel helpt bij nierfalen. De ISFM Consensus Guideline meldt dat er weinig bewijs is dat het minimaliseren van eiwitten een grote invloed heeft op de prognose van CKD  (Chronic Kidney Disease [Chronisch nierfalen]).[18] Dit is echter materiaal voor een heel nieuw artikel.

Zijn eiwitten de oorzaak van nierfalen?

Wat betreft het veroorzaken van nierfalen zijn er tegenstrijdige gegevens. Böswald en collega’s geven een mooie algemene opsomming (vrij vertaald):


"Sommigen zeggen dat er een negatief effect is, anderen geven geen effect en weer anderen zelfs een positief effect."[19]

Böswald en collega’s laten in hun onderzoek ook zien dat alle katten die later CKD kregen, meer dan 150% van de dagelijkse hoeveelheid eiwitten kregen, wat neerkwam op gemiddeld 10 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht0,67. Dit definieert “veel eiwitten” al iets meer om de discussie wat meer duidelijkheid te geven.

Steek je deze cijfers echter af tegenover wat ik net zei voor het optimale hoeveelheid (7,8 gram eiwit per kg lichaamsgewicht0,75 ; let op dat de machtsfactor anders is!) dan zijn deze hoeveelheden 10 tot 20% hoger. In de grafiek zie je de verschillen:

Eiwitten optimaal vs 150% RDA nieren

Bovendien melden de onderzoekers dat het onwaarschijnlijk is dat eiwitten de oorzaak zijn van nierfalen, daar dit in een eerder onderzoek (Hughes en anderen, 2002) uitgesloten werd als risicofactor. Bovendien werd er in onderzoeken met chirurgische toegebrachte nierschade geen samenhang (in statistiek termen “correlatie”) gevonden tussen meer eiwitten eten en nier letsel.

Nierfalen en de relatie met fosfor

Waar wél een link mee is gevonden is de hoeveelheid fosfor. Zowel in ratten, honden, katten en mensen zijn bewijzen gevonden voor excessieve hoeveelheden fosfor en nadelige effecten voor de gezondheid van de nieren.[18]

Nu is het van belang om “excessief” te definiëren, voordat we allemaal bang worden voor fosfor.

Uit het retrospectieve onderzoek van Böswald bleek dat katten die later CKD kregen vaker en fosforrijk dieet kregen waarbij ze meer dan 150% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid kregen. De helft van de CKD katten kregen zelfs meer dan 239% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid. Gemiddeld kwam dit neer op 170 mg (CKD groep) versus 123 mg (controlegroep) per kilo lichaamsgewicht0,67. [18]

Dit is en blijft een richtlijn, waarbij nog wel meer onderzoek nodig is om de relatie tussen fosfor en nierfalen bij katten goed duidelijk te krijgen.

Conclusie: Katten hebben meer eiwitten nodig dan het vastgestelde minimum

Hopelijk werd met deze onderzoeken duidelijk dat katten meer nodig hebben dan wat nu als minimum gesteld wordt. Hierdoor wordt het LBM onderhouden. Hierdoor blijft het metabolisme op peil en wordt het immuunsysteem ondersteunt in tijden van ziekte, stress en/of verwondingen.

Tevens lijkt het erop dat sommige katten gebaat zijn bij extra eiwitten, zoals senioren, katten met overgewicht of katten met bepaalde ziekten.

Alhoewel meer onderzoek fijn zou zijn om meer duidelijkheid te krijgen, geven deze onderzoeken al een eerste idee van wat een kat aan eiwitten nodig heeft. Hier houdt ik dan ook rekening mee in mijn analyses van eiwitten in voeding.


Bronnen / toelichtingen

[1] Gluconeogenese: De omzetting tot nieuwe glucose. Gluco = glucose, Neo = nieuw, Genese = omzetting.

[2] Butterwick (2009) Waltham Pocketbook of Essential Nutritions for Cats and Dogs.

[3] Plantinga et al (2011) Estimation of the dietary nutrient profile of free-roaming feral cats: possible implications for nutrition of domestic cats

[4] Hewson-Hughes et al. (2011). Geometric analysis of macronutrient selection in the adult domestic cat, felis catus.

[5] Salaun et al. (2016) Impact of macronutrient composition and palability.

[6] De “natural fallacy” (het-is-natuurlijk argument) is een makkelijke valkuil en kan slechts selectief gebruikt worden. Bedenk bijvoorbeeld dat planten natuurlijk zijn, maar sommigen zijn hartstikke giftig en wil je echt niet eten. Salmonella is ook natuurlijk, maar als je hiermee besmet wordt zal je toch de bestrijding doen met antibiotica, een niet-natuurlijk middel.

[7] Lack of hepatic enzymatic adaptation to low and high levels of dietary protein in the adult cat (Rogers, Morris en Freedland, 1977 - abstract

[8] Uit: Feline Nutrition: Protein Metabolism: Adaptation (Fascetti, 2013) in “Companion Animal Nutrition Summit” van Purina/Nestlé.

[9] Green et al. (2008) Cats are able to adapt protein oxidation to protein intake provided their requirement for dietary protein is met.

[10] Weiss en anderen (2017) Effects of Weight Loss on Lean Mass, Strength, Bone, and Aerobic Capacity (article)

[11] Wolfe (2006) The underappreciated rol of muscle in health and disease.

[12] Discrepancy between use of lean body mass or nitrogen balance to determine protein requirements for adult cats (LaFlamme en Hannah, 2013)

[13] Laflamme (2004) Nutrition for ageing cats and dogs and the importance of body condition

[14] Laflamme (2004) Nutrition for ageing cats and dogs and the importance of body condition (bronnen 66 t/m 71)

[15] Zoals vermeld in: Castrillo en anderen (2009) Methods for predicting the energy value of pet foods.

[16] Dr. Mark Peterson (2011) The best diet to feed hyperthyroid cats (link)

[17] Laflamme (2004) Nutrition for ageing cats and dogs and the importance of body condition.

[18] Sparkes en anderen (2016) ISFM Consensus Guidelines on the diagnosis and management of feline Chronic Kidney Disease.

[19] Böswald en anderen (2017) Observation about phosphorus and protein supply in cats and dogs to the diagnosis of chronic kidney disease.